donderdag, juli 30, 2009

Isafjördur – Bolungarvik: drie paar visschoenen



Groeten uit het einde van de wereld, het uiterste noord-westen van IJsland. Het is hier fris, nat en adembenemend. Sudureyri is een klein dorpje mét een kerk, maar zonder café. Er is wel een achterafhokje in de snackbar/supermarkt/tankstation, waar een oude visser met twintig lege blikken Viking pils voor zijn neus zit. De mensen hier leven van de vis. Dat ruik je zodra je het dorpje binnen rijdt, door de tunnel, langs de fjord.

Vandaag waren we in Isafjördur, vijftien kilometer verderop. Met ruim 3.000 inwoners is het de grootste stad in de uitgestrekte West Fjorden. Singer-songwriter Mugison komt er vandaan, maar verder moeten ze het ook hier van de vis hebben. Daar word je niet rijk van, blijkt uit de afgebladderde golfplaathuizen in het stadje. Ook niet gelukkig, dat kan bijna niet. Zeker niet als je bedenkt dat hier in de winter anderhalve maand geen straaltje zon te zien is.

Een paar kilometer verderop ligt het stadje Bolungarvik, en van daaruit kun je in een half uurtje, stapvoets over een keienweggetje, bij de meest waanzinnige leegte komen: het fjord Skálavik. Er zijn wel huizen, een stuk of vijf, maar het voelt alsof er niemand woont. Op het strand ligt zwart zand en aangespoeld drijfhout. Er staat zo’n sympathiek oranje huisje met een bed en een warme deken, mocht je er ingesneeuwd raken.

Die truc met dat keienweggetje, die dachten we op de terugweg naar het hotel nog een keer uit te halen. Niet door die saaie tunnel naar Sudureyri, maar de avontuurlijke route. Voor 1996 reed iedereen óver de berg in plaats van er onderdoor, en volgens de kaart bestaat die weg gewoon nog. Geen onverharde weg, gewoon een weg waar al tijden geen onderhoud meer aan gedaan is. Het heeft wel wat, zo hoog dat de schapen het niet meer aandurven, tussen mos, schrale sneeuw en een dikke wolk. Die keien zijn sportieve uitdagingen, ook voor een eenvoudige Hyundai.

Even voorbij de top slaat ons jeugdige enthousiasme om in het besef dat we niet in Drenthe zijn. De keien op de weg worden langzamerhand rotsen, en de kuilen scheuren. Niet gevaarlijk, wel steeds moeizamer en allang niet meer leuk. Stug doorrijden, we gaan de berg al af, in de verte ligt het water, en ver onder ons is de tunnel al te zien met de 'echte' weg. Er is een moment dat een avontuur omslaat in een barre rit, zeker als schattige beekjes er ineens voor kiezen de weg over te steken. Het had een teken moeten zijn om - met de finish in zicht - alsnog om te draaien, maar dat doe je dan toch ook weer niet.

De trip had kunnen eindigen met een verkeerd afgelopen twijfelgeval, maar gelukkig werd het een radicaal gat in de weg. Geen beginnen aan, ook niet met een 4x4. Dit is geen beekje, dit is een beek. Nee, een waterval. Er zit maar een ding op: keren, en weer door dat beekje, over de keien, door de wolk terug naar de tunnel.

Moet je je voorstellen hoe het hier vroeger ging. Dan had je noch een auto, noch een weg. Duizend jaar geleden al werd in Bolungarvik een van de eerste vissersnederzettingen van het land gevestigd. Aan het eind van de zomer kwamen boeren er heen, om zich een paar maanden te vestigen in een hutje met gras op het dak. Het dak moest precies de juiste helling hebben. Was het te steil, dan schoven de plaggen er af, was het te plat, dan donderde de hele boel in elkaar door het gewicht.

In die hutjes, veertig vierkante meter, leefden veertien kerels en twee vrouwen bij elkaar. De kerels gingen, verdeeld over twee boten, de zee op, de vrouwen droogden de kleren. Roeien, ook bij min tien. Ze vingen er snotolfen, een soort bolvormige vissen, zo dom dat ze aan de kust wier grazen en zo uit het water geschept kunnen worden. Toch staan ze, bij gebrek aan koningin, op het meest waardevolle IJslandse muntstuk, 100 kronen. Die snotolfen waren multifunctioneel. Het vlees, de eitjes (soms wel een kilo kaviaar), maar ook de huid kwam van pas.

Van de gedroogde huid maakten ze schoenen. Een dag voor je er op moest lopen, legde je ze te weken in het water. Kilometers en uren kenden ze nog niet, dus de afstand van Isafjördur tot Bolungarvik mat men in het aantal vissenschoentjes dat je nodig had om er te komen. Drie paar schoenen versleet je in het tochtje van zes uur. En als er een gat in kwam, gooide je ze niet weg, want je kon nog wel eens honger krijgen. Zes uur door de kou op die taaie vissenkarkassen. Ik wil niet weten hoeveel van die beestjes gesneuveld zouden zijn om ons weer terug op de verharde weg te brengen.

Met een opgeluchte zucht uit de tunnel, werpen we nog maar eens een blik omhoog. Nog geen tien meter boven de onze ligt de weg waarop we reden. Met inderdaad de gewraakte waterval, die de weg genadeloos heeft weggeslagen. Tweehonderd meter later gaat de weg op in het niets. Niet in de gelikte nieuwe weg, maar ergens in de berm. De natuur kan hier ongenadig zijn. Wij komen er vanaf met een vaderlijke waarschuwing.

woensdag, juli 22, 2009

Lady GaGa: trotse dochter van Marilyn Manson


Ik vermoedde het al een tijdje, maar toen ik haar maandag live zag in de Melkweg, wist ik het zeker: popzangeres Lady GaGa is de dochter van Marilyn Manson. Die kaaklijn, die vinnige neus, maar vooral die theatrale walging in haar blik toen ze haar mond om de microfoon heen kronkelde. Geen twijfel mogelijk. Je kunt je die twee prima voorstellen aan de ontbijttafel. Papa Manson in zijn nazi-grijze ochtendjas, dochter GaGa in een verfomfaaid zijden jurkje en scheve suikerspinnenpruik. Beide met hardnekkige vegen make-up op hun gezicht, mompelend boven een kom all-American cornflakes.

Er wordt gediscussieerd over wie de moeder van Lady GaGa moet zijn. Madonna zegt men, maar dat is niet meer dan een valse aantijging, ingegeven door GaGa's talent om een groteske show met homodansers te geven. Meer voor de hand ligt het dat ze gewoon een wettelijk kind is van Manson en zijn ex-vrouw Dita von Teese, die niet alleen bekend staat als actrice en model, maar ook als burleske artiest. Precies ja, een duur woord voor een striptease-danseres met gevoel voor show. Zoals Lady GaGa maandag in Amsterdam een fragment uit Cabaret voordroeg, draaiend met haar welgevormde kont.

Als Lady GaGa één ding van haar vader geërfd heeft, dan is het wel zijn gevoel voor show. Alleen al met haar entree vaagt ze de Britse popprinses Lily Allen - twee maanden eerder op hetzelfde podium - van de kaart. Ze staat daar in een bizarre jurk, een soort uitgevouwen discobal met scherpe punten, op een verhoging in een piramide. Dat zie je eerst nauwelijks, verblind door rookmachines en felle lichten.

Die piramide blijkt even later te bestaan uit dansers. In een ruim uur verkleedt ze zich drie keer, tot ze uiteindelijk met een glazen bellenjurk achter een doorzichtige piano zit, klaar voor haar megahit Pokerface. Nou ja, zit, ze bespeelt de toetsen met haar immens hoge hakken, of staat gebukt op haar pianokruk. Op haar hoofd een blonde krullenpruik, een overduidelijke knipoog naar de vrouw waar vader Manson de helft van zijn artiestennaam vandaan heeft.

Marilyn Manson is de anti-christ van Amerika. Alle onderwerpen die dicht bij de Amerikaanse ziel liggen, keert hij binnenstebuiten. Zijn favoriete mikpunt van spot is de grote God die door elke president gedankt wordt bij zijn inzegening, maar ook grote angsten als het extreem rechtse gedachtegoed, drugs, dood en decadentie zijn onderwerpen die hem liggen.

GaGa's aanpak is tegenovergesteld. Ze flirt als een lapdanseres met haar perverse klant met Amerika's lievelingsdriften: geld, seks, faam en schoonheid. "Ik geef niets om geld", zegt ze voor ze het nummer Money Honey aankondigt. Gemakkelijk praten als je in minder dan een jaar ruim twee miljoen platen verkocht hebt, maar ook een pure provocatie, midden in de financiële crisis. De filmpjes tijdens het optreden - Lady GaGa als Candy Warhol - laten zien dat ze meer voor ogen heeft dan hits scoren. Zoals Warhol flirtte met massaconsumptie en de uniciteit van kunst ter discussie stelde, zo probeert GaGa kunst te maken door het hoogst haalbare te bereiken binnen de American Dream: de populairste zangeres ter wereld worden.

Marilyn Manson heeft zich in de pers al eens lovend uitgelaten over de nieuwe popprinses. "Ze is slim en weet precies waar ze mee bezig is", zei hij. "Ze is geen sell-out. Ze is een geweldige muzikant en zangeres, en ze kan om zichzelf lachen. Net als ik." De twee belandden zelfs al samen in de studio, om een remix op te nemen van Lady GaGa's Lovegame. Het werd jammer genoeg een gedrocht, dat wel.

De carrière van Manson zit de laatste jaren een beetje in het slop. Hij heeft de taboes een voor een afgewerkt en is zo langzamerhand van de grootste nachtmerrie verworden tot een clown met uitgelopen schmink. De laatste keer dat hij in Nederland speelde, nog voor zijn nieuwe album High End Of Low uitkwam, was een regelrechte aanfluiting. Daar stond hij, in de halfgevulde Brabanthallen op zijn preekgestoelte, achter hem de rode banieren van het Derde Rijk. Maar in plaats van het tamme publiek de stuipen op het lijf te jagen, hing hij als een slappe handpop over de rand van het katheder. Het was zelfs zo erg, dat er na 80 minuten niet eens gejoeld werd om een toegift.

Wat moet je als je belangrijkste wapen - shockeren - uitgewerkt is? Dan ben je uitgepraat. Misschien is er nog één taboe voor Manson. Seks met je bloedeigen dochter. Hij zou wel de man willen zijn die Lady GaGa kust in de video van Paparazzi (Freudiaanse titel?), heeft hij gezegd. "I want to be balls deep."

zaterdag, juli 18, 2009

Eén gek: het kogeltje van Oscar Freire


Daar was die term weer: één gek. Gisteravond in de Avondetappe, het programma waarin Mart Smeets op geruststellende wijze vanuit een kerk of een wijnlandgoed de Tour-eindjes aan elkaar knoopt. “Het moet niet heel veel gekker worden in deze Ronde van Frankrijk”, zegt Mart. Wielrenner Oscar Freire is geraakt door een luchtbuks. Een klein kogeltje belandde in zijn been. “Zestig centimeter hoger, en je schiet hem voor zijn kop”, zegt Mart verontwaardigd. De verslaggever die het interview mag doen met ploegarts Van Bommel (met dat lullige metalen balletje in zijn hand) denkt ook verder: “Nu is het nog een luchtbuks!”

Mart Smeets stelt zijn gasten liever geen vragen. Hij weet immers al wat ze vinden. En dus poneert hij liever een stelling. “We zitten hier in een prachtig gebied, waar Pinot Gris en Riesling gemaakt wordt. Dát is de Tour de France. Tenminste, dat is het idee dat ú er van heeft. Daar hoort niet in geschoten te worden. Toch, Jet Bussemaker? Waar zijn we nu mee bezig!” De staatssecretaris – Jet voor Mart – pikt de hint moeiteloos op. Ze legt zonder dralen de link met 30 april, óns volksfeest dat verpest werd door… ehm. Even aarzelt ze bij het woord, maar Smeets vult gretig aan: één gek. Een soort schutter in een Suzuki.

Er zijn landen waar ze elke dag met meer dan één gek te maken hebben. Waar politiek radicale organisaties mensen inschakelen om zichzelf op te offeren voor de goede zaak. Dat gaat niet zo, bij ons. Hoe hard sommige mensen ook waarschuwen dat Nederland op een dag ook een soort Afghanistan zal zijn, in de praktijk is het bij ons altijd één individu. En niet elke week, maar eens in de zoveel tijd. Volkert, Karst. Zelfs Mohammed, die weliswaar slechte vrienden had, maar die in zijn eentje het mes in Theo van Gogh zette.

Van de week had ik een interview met zangeres Anouk. Ik vroeg haar naar die vreemde blik in haar ogen op Pinkpop. Iets tussen blijdschap en wantrouwen in. Dat had ik goed gezien, zei ze. Ook zij was wel eens bang als ze op het podium stond. Je staat daar voor een enorme mensenmassa, en er hoeft maar één gek tussen te staan. Waanbeelden? Niet helemaal. De kans dat die ene mafketel (altijd mannelijk) het op jouw gemunt heeft is klein, maar neemt exponentieel toe als je bekend bent. Je bent pas een echte ster als je ooit gestalkt bent. Anouk mag dat vinkje achter haar naam zetten.

De dag na Koninginnedag gaf Joost Zwagerman college in De Wereld Draait Door. De uitzending verliep tot dat moment langs de Mart Smeets lijn. Hoe kan Koninginnedag ooit nog hetzelfde zijn. Nee, dit is niet te beveiligen. Zwagerman deed een poging een diepere laag aan te brengen. Zo’n actie als deze had niets te maken met Volkert of Mohammed, maar het de media. De media die zo’n gek een platform geven om in één klap voor een miljoenenpubliek iets wezenlijks te doen en zo een eind te maken aan de miserabele leegheid van zijn bestaan.

Boeiende gedachte, die de de link tussen 30 april en 17 juli wel weer begrijpelijk maakt. “De kracht van de Tour is dat iedereen erbij kan zijn. Hele families zie je langs de kant”, zegt Bussemaker. Het is een sociaal, groot feest voor Frankrijk, beaamt Mart. Een perfecte wereld, met helden en verliezers, waarin gestreden wordt binnen de lijntjes. Althans, dat blijven we onszelf voorhouden. Sport, muziek, het koningshuis, het zijn kunstmatige werelden die we perfect in beeld kunnen brengen en uitvergroten. Dat uitvergroten, laat dat maar aan Mart over. En we zijn het er – met zijn allen – over eens dat die dingen moeten gaan zoals ze moeten gaan. Het zijn onze rituelen, een dans, een spel, en dat vinden we mooi. Mag ik dat zeggen? Ja, dat mag ik zeggen.

Wie zal daar in de berm in Frankrijk met die luchtbuks gestaan hebben? Een boze gek die met drie schoten een gat wilde schieten in die illusie? Of gewoon een verveelde tiener, die normaal gesproken konijntjes in hun kont schiet en nu een wielerpeloton op zijn pad vond? Meest boeiend aan het item is nog wel de reactie van wielrenner Freire zelf, die breed lachend voor de camera tot drie keer toe het voorval relativeert. “Het stelde niet zoveel voor”, is het eerste wat hij zegt. Even later: “Natuurlijk ben ik wel eens bang in het peloton. Er gebeurt van alles. Gisteren is nog iemand op een hond gereden.” Een hond, een ravijn, de Tourmalet: zo’n luchtbuks kan er ook nog wel bij. Het grappigste komt aan het slot. “Nee, het is natuurlijk niet leuk, maar het was niet de eerste keer. Toen ik een jaar of 16 was ben ik ook al eens beschoten.”