maandag, mei 10, 2010

Giro d'Italia: de keiharde vluchtheuvels van Houten


Als geallieerden op het strand van Normandië sloegen de renners van de Giro d'Italia gisteren te pletter op de vluchtheuvels van Houten. Een voor een gingen ze plat op de neus op de Rondweg van het grootste slaapstadje van Nederland. Ik kan het weten, want ik bracht er mijn jeugd door. Houten, zo dicht bij Utrecht dat de levensvatbaarheid van een kroeg nihil is. Een plaatsje waar mensen gaan wonen op het moment dat ze andere prioriteiten stellen in het leven. Juist het meest gevaarloze dorp van Nederland zorgde ervoor dat de eerste rit van de ronde geen voorspelbare massasprint werd, maar een opwindende koers. “De meest belachelijke en gevaarlijke koers die ik ooit heb gereden”, zei Australiër Cadel Evans nadat hij het roze tricot aangetrokken had.

In mijn tijd vond je het gevaar in Houten alleen bij metalbands op zaterdagavond. Ze speelden in het Katholieke jongerencentrum in het oude dorp. Meestal waren er te weinig mensen om te stage diven, maar dan verzamelden zich vijftien jongens voor het podium om te vangen. Dat ging doorgaans met beleid. Geen salto's, maar rustig laten vallen. Toch durfde ik nooit, en ik kreeg gelijk toen een van de springers dusdanig lelijk op de grond viel dat zijn arm leek op het befaamde Zorro-teken. Zelf wist ik niet hoe ik een gitaar vast moest houden, dus op feestjes vertelde ik maar dat ik triangel speelde, wat tot mijn grote verbazing vooral meisjes daadwerkelijk geloofden. Ze zullen vast gedacht hebben: een grap kan het niet zijn, daar is het niet grappig genoeg voor. Ik heb een keer daadwerkelijk met het instrument op het podium gestaan. Dat viel nog niet mee, want bij elke slag draaide het touwtje in de knoop.

Stiekem vervulde het me met trots dat Houten zich opwierp als het taaiste stuk van de koers. Houten, het dorpje waar ik op Koninginnedag met een lampion in optocht naar de recreatieplas liep. Dezelfde recreatieplas waar ik later met goedkope Italiaanse wijn een keer de nacht doorbracht tot het licht werd. Net buiten die Rondweg, op loopafstand van die vermaledijde vluchtheuvel, stookten we kampvuren en maakten we grappen over Maarten, de figurant. Hij was er altijd bij, maar in niemands leven speelde hij de hoofdrol. Hij probeerde het altijd wel, maar zijn grappen maakten noch op de jongens noch op de meisjes indruk. Meestal werd hij het meest dronken van allemaal, en dan maakte het hem niet meer uit. Op het eind piste hij dan het vuur uit en juichte iedereen. Jaren later zag ik op Hyves dat hij het leger in gegaan is.

Dat juist daar de eerste favorieten sneuvelden, was goed. Eén renner reed zelfs rond met een half broekje fladderend rond zijn naakte bil, als aangeschoten wild. Uitgerekend in Houten, veilige fietsstad. Windstil dorpje, mooi gereguleerd. Houten, als je het daar kunt, kun je het overal. Natuurlijk ben ik er op zeker moment vertrokken en zwoer ik er nooit van mijn leven meer te gaan wonen. Maar de standvastige vluchtheuvels wisten van geen wijken en hebben één ding afgedwongen: respect.

Geen opmerkingen: