zondag, juli 25, 2010

Hold Tight: British Invasion zonder The Beatles



In april 1964 stonden The Beatles met maar liefst vijf singles in de top vijf van de Billboard Hot 100. Can’t Buy Me Love, Twist And Shout, She Loves You, I Want To Hold Your Hand en Please Please Me. De British invasion in de Amerikaanse popmuziek was een feit. In hun kielzog kwamen niet alleen The Rolling Stones, The Who en The Kinks, maar ook acts die een stuk meer stof hebben vergaard in de collectieve platenkast. Herman’s Hermits, Chad & Jeremy, The Honeycombs, The Searchers. Ook zonder The Beatles (het waarom is bekend) kun je op Spotify een overvolle British Invasion playlist maken. British Invastion without the Beatles, 33 Britse hits uit de sixties.

Alle verhalen over The Beatles kennen we zo langzamerhand wel. De over die andere kolossen ook, maar over elk van die hitgroepen is natuurlijk iets te vertellen. Neem bijvoorbeeld Dave Dee, Dozy, Beaky, Mick & Tich, een band met een onmogelijke naam uit Salisbury, Wiltshire, onder de rook van Stonehenge. Eigenlijk horen ze niet in een lijst British Invasion, want als enige scoorden ze nooit een hit in Amerika. Wel in Nederland, en vooral in Duitsland, waar Dave Dee, Dozy, Beaky, Mick & Tich op een gegeven moment hoger in de populariteitspolls stonden dan The Beatles. Ook DDDBMT speelde in Hamburg, in de Star Club en de Top Ten Club.

Maar het meest tot de verbeelding sprekende rock ‘n roll verhaal beleeft Dave Dee als 18-jarige politiekadet in Wiltshire, in de nacht van 16 op 17 april 1960. Als een van de eersten meldde hij zich na een alarmmelding over een ongeluk in het plaatsje Chippenham. De straatlantaarns waren al uit, even na twaalven. Hij trof er, zo vertelt de overlevering, een om een lantaarnpaal gevouwen auto, uit de wagen geslingerde mensen en een opengeklapte kofferbak met foto’s en gitaren. Op de foto’s de knappe koppen van Gene Vincent en Eddie Cochran, Amerikaanse rock ‘n roll sterren op strooptocht door het gretige Groot Brittannië. Vijftien weken tourden ze door het land, de laatste show in Bristol. Vincent hield aan de crash alleen een blijvende manke poot over, maar met zijn 21 jaar schaarde Cochran zich onder de vroeg gestorven rockhelden. De mooiste voetnoot van het verhaal, later in interviews nog bevestigd: agent Dave Dee nam de gitaar van Eddie Cochran, een Gretsch 6120, mee naar het bureau, waar hij er in de dagen na het ongeluk op speelde.

Het kan geen toeval zijn dat Dave Dee, Dozy, Beaky, Mick & Tich bijna vijftig jaar later belandden onder een van de meest verrassende car crash scenes uit de Amerikaanse filmhistorie. Dat soort toeval bestaat namelijk niet in de wereld van Quentin Tarantino. Zijn Grindhouse-film Death Proof, over een groep meisjes die in een slechte bar in Texas geconfronteerd wordt met de doorgedraaide Stuntman Mike, begint rustig, met plotloze bargesprekken tussen de veel te knappe en grofgebekte meisjes, die uiteindelijk resulteren in een sleazy lapdance. De eerste helft van de film eindigt nogal abrupt, met een hoofdrol voor Dave Dee en zijn maten.

Jungle Julia, radioster op billboardformaat, vraagt bij haar collega Hold Tight aan, een van de grootste hits van DDDBMT. Haar voet leunt kalm uit het rechter raampje als het nummer begint. Een basloopje, een tamboerijn. Drie zinnen die beginnen met Hold Tight, steeds een toon hoger, uitmondend in een uitbundig 'ai-ai-ai-ai-ai-aaaaai, forget the other guys'. Een popliedje over niks, maar wel een geweldig popliedje, met een Motown-backbeat en een Beach Boys-glimlach. Een minuut later volgt een onprettige ontmoeting met de ‘death proof’ stuntauto van Kurt Russell. Als gezegd: Hold Tight werd nooit een hit in Amerika. Maar dankzij Death Proof sneakt ie toch de British Invasion playlist binnen. Gordel om, gas erop. Och, was Eddie Cochran's auto maar death proof geweest.

vrijdag, juli 23, 2010

Drugslijst: songs about reefers, ganja, chronic & white horse



You can judge a book by its cover, you can judge a restaurant by its kaasplankje. En: you can judge a musician by his drugs. Dat realiseerde ik me pas écht ten volle toen ik Harry Shapiro's geweldige boek Waiting For The Man las. Honderd jaar muziekhistorie gekoppeld aan de drugs van het moment. Van de marijuana-rokende jazz-cats tot hiphop uit getto's die door crack overspoeld werden. Grote muziekbladen hebben al meerdere lijstjes gewijd aan de beste drugsliedjes aller tijden, maar wat is er gemakkelijker dan een Drugslijst te maken in Spotify? 275 liedjes over reefers, ganja, needles en chronic.

Harry Shapiro's boek laat geweldig zien hoe de wisselwerking tussen kunstenaar en drugs in zijn werk ging. De opkomst en ondergang bepaalde muziekgenres was soms bijna letterlijk gekoppeld aan die van een bepaald soort drugs. Het schrijft kennelijk toch heel anders met een naald in je arm dan met verdwaald poeder op je bovenlip. Shapiro omschrijft hoe LSD de jaren zestig in een kleurrijke roes voorbij lieten gaan en hoe de sfeer omsloeg met heroïne en cocaïne in de jaren zeventig. Waar punks hun energie vandaan haalden, welk goedje de houserevolutie ontbrandde en welke chemicaliën de legendarische jazz-bands uit de jaren vijftig dreven. Shapiro zegt ergens: als heel de band op heroine speelt en jij bent nuchter, dan is het bijna onmogelijk om in de juiste vibe te komen.

Het mooiste en meest ontroerende verhaal in Shapiro's boek vind ik nog altijd het begin. De eerste jaren van de vorige eeuw, waar zwarte Amerikanen uit het Zuiden van de VS hun geluk zoeken na het afschaffen van de slavernij. Ze werken niet langer op katoenplantages, maar reizen als muzikant mee in de medicine shows. Stel je er een soort rondtrekkend circus bij voor, met entertainment, muziek, en uiteindelijk een dokter die poeders, pillen en drankjes verkoopt. Echt verstand van gezondheidszorg hadden ze toen nog niet, legt Shapiro uit. De middelen die dokters verkochten verhielpen de kwalen niet, ze bestreden enkele de symptomen. De meereizende blueszangers gebruikten de opiaten zoals ongedisciplineerde barmannen af en toe een pilsje te veel tappen.

Die Drugslijst is dan ook meer geworden dan een rij liedjes, het is een fascinerende reis door de pophistorie. Dwars door de genres, dwars door de koffer van de apotheker. Er zijn openlijke songs, maar ook cryptische omschrijvingen. Er zijn complete compilaties te vullen met zangers die een ode brengen aan hun 'geliefde' Mary Jane, die rijden op een White Horse of beloven vanavond geen 'Sugar' in hun koffie te nemen. En dan is er nog Peter Paul & Mary's Puff The Magic Dragon, waarvan de groep destijds met klem ontkende dat het iets met drugs te maken had. Mooi voorbeeld is ook D'Angelo's Brown Sugar, dat je op twee manieren kunt beluisteren: als een liefdesrelaties die omschreven wordt als een drugsverslaving, of andersom.

Je komt verschillende genres drugsliedjes in tegen. Odes aan drugs: van Cab Calloway's Reefer Man tot Mötley Crüe's Dr. Feelgood, van Rick James' Mary Jane tot D12's Purple Pills. De hilarische ode aan Marijuana door The Fugs, die luistert als een katholieke eredienst. Anti-drugsliedjes, zoals James Brown's King Heroin of U2's Bad. De raarste muziek vloeide voort uit LSD, de meest opwindende uit cocaïne, de meest hartverscheurende zonder twijfel uit heroïne. Neil Young's Needle And The Damage Done, over de onomkeerbare gevolgen, Elliott Smith's Needle In The Hay over hoe je jezelf goed kunt verliezen aan het bruine spul, Deftones diep donkere Knife Prty. Goed, 19 uur die in een roes voorbij zullen gaan. Proost. Of hoe zeg je dat?

Met dank aan Sander Kerkhof, Erik Zwennes, Eelco Couvreur, Stefan Plugge, Roland Meijer Drees, Stef, Pac00, Fiona Fortuin, Eric Looge, Theo Ploeg, Peter Hoogeveen en Job de Wit voor hun tips. Aanvullingen? Post ze vooral onder dit artikel. Je vindt de Drugslijst op Spotify, of hieronder in Playlistify.

dinsdag, juli 13, 2010

Museumplein: We hebben niet gewonnen



Museumplein vanmorgen om 9 uur. Het ruikt hier nog steeds naar verlies, maar over een paar uur staat iedereen hier euforisch te doen. Ik kan me er weinig bij voorstellen. De Albert Heyn is dicht, al worden wel de laatste beesies uitgedeeld op de hoek. Het plein is weer schoon, maar van gras is nauwelijks meer sprake nadat 360.000 voeten het vertrapt hebben. Er zitten nog kuilen in waar mensen hun pletterpet neergesmeten hebben. Hier en daar ligt nog zo'n geknakt oranje bloempje dat zondagmiddag uit een helikopter uitgestort werd over de oranje massa.

Er zijn mensen die na het laatste fluitsignaal zondag meteen de televisie uit gezet hebben. Er zullen zelfs mensen zijn die na de goal van Iniesta meteen begonnen met het losknopen van de vlag. Ik heb geduldig alle nabeschouwingen uitgezeten, terwijl om me heen iedereen de slingers aan het opruimen was. Nog een keer die goal, nog een keer Casillas die de cup omhoog tilt. Ik zag Van Gaal, die helder uitlegde waarom Spanje won, maar tegelijk duidelijk de pest in had. Dat vond ik mooi, al was het maar omdat Van Gaal via de voet van Arjen Robben ook een klein beetje zelf de wereldbeker wilde winnen. We zijn allebei slechte verliezers, Louis en ik.

180.000 mensen zullen er vast niet zijn op het Museumplein vanmiddag, maar er zijn kennelijk mensen die het WK willen afsluiten door het nog één keer op een zuipen te zetten. Ze hadden zich er zo op verheugd dat ze het niet los kunnen laten. De woonboten, de oranje zee, Jansma die ter hoogte van het Max Euweplein de plomp in gejonast wordt, de lach van Wesley op het grote scherm, het kanon met gouden confetti. En de beker. Het had 88 in het kwadraat moeten worden, maar dat wordt het natuurlijk niet. Door nog één keer blij te zijn, denken ze zichzelf misschien een beetje voor de gek te kunnen houden. Hard maar waar. Ik had twee flessen champagne in de vriezer gelegd voor de overwinning. Mijn eerste aandrang na het laatste fluitsignaal was om ze toch maar gewoon open te maken. Ik ben blij dat ik het niet gedaan heb.

Ik geloof niet dat ik een trauma ga overhouden aan deze WK-finale, al was ik zondagavond behoorlijk ziek van die goal. Een trauma, daarvoor is het allemaal niet belangrijk genoeg. Wat ik wel geloof, is dat de kater van het verlies altijd groter zal blijven dan de trots dat je het tweede land van de wereld bent. Een finale verliezen is geen huldiging waard. De meeste spelers zullen dat ongetwijfeld beamen, al zullen ze voor de camera vooral praten over trots. Maar het zal voelen als bbq-en in de regen, onder een party-tent. Als stemmen op Pim Fortuyn na de moord. Het gedachtegoed van Bert van Marwijk staat nog fier overeind, zoiets. We hebben niet gewonnen. We hebben verloren.

woensdag, juli 07, 2010

Prince: de valse Willy Wonka van de popmuziek



Ik weet niet hoe het met jullie zit, maar ik vind Willy Wonka een lul. Een zelfingenomen chocolademagnaat die normale stervelingen een kijkje biedt in zijn sprookjesimperium. Een egocentrische dandy met een hoge hoed en valse grijns. Je bent geneigd bewonderend naar hem te kijken, naar die excentrieke vogel, self made man. Maar al snel merk je dat hij dat helemaal niet verdient. Willy Wonka geeft zogenaamd gul gouden tickets weg, maar uiteindelijk draait het alleen om zijn eigen entertainment.

Legende Prince manifesteert zich zijn halve carrière al als de Willy Wonka van de popmuziek. Bijna letterlijk. Deze week verscheen in de Britse krant The Daily Mirror een zeldzaam interview met The Purple One, en de journalist in kwestie voelt zich ook even kleine Sjakie. Hij wordt uitgenodigd in Prince's Paisley Park complex in Minneapolis en rondgeleid langs platina platen en oogverblindende instrumenten. Het is de plek waar in de loop der jaren heel veel beroemde muziek opgenomen is. Prince geeft er concerten voor uitverkorenen in zijn eigen zaaltje, capaciteit 1.000. De ster loopt koket rond en als de journalist nog wat vragen probeert te stellen kirt hij: “Too many questions.” Aan het eind van de rondleiding nodigt Prince de journalist uit voor een jamsessie. Hier zijn de drumstokjes, go. Na een paar minuten ontslaat hij hem weer uit zijn band. Natuurlijk heeft zo'n interview wat kleuring door de blik van de journalist in kwestie, maar dit beeld is niet nieuw. Zo gaat het altijd bij Prince. In de zeldzame interviews die hij geeft, komt hij graag over als ongrijpbaar en mysterieus, palmt hij zijn gehoor in met zijn opvallend zware stem en vreemde verschijning. Prince is een geweldige muzikant, maar een amicale kerel zal hij nooit worden.

Dat Prince met The Daily Mirror wil praten is geen verrassing. Aanstaande zaterdag geeft hij zijn nieuwe album 20TEN weg bij de krant, een deal die hem ongetwijfeld geen windeieren legt. Ook de Belgen zullen het album zaterdag bij de krant vinden. Het Nieuwsblad voegt 20TEN bij het nieuws van de dag, ter gelegenheid van zijn show in Werchter die avond. Prince heeft een mening over het verspreiden van muziek. Niet via internet in elk geval. “The internet's completely over”, zegt hij tegen The Daily Mirror. “The internet's like MTV. At one time MTV was hip and suddenly it became outdated.” Is het internet over? Natuurlijk niet, het begint pas. Eigenlijk is dat niet eens de moeite van het discussiëren waard. Je kunt er een hekel aan hebben, je mag vinden dat het internet slecht is voor artiesten of dat het de muziekbeleving oppervlakkiger maakt, maar zeggen dat de dagen van het wereldwijde web geteld zijn is net zoiets als zeggen dat oorlog voeren met hi-tech raketbesturing wel over zijn piek heen is. Internet en digitale gadgets (lees: de iPod) zijn slecht voor de mens, vindt Prince. “They just fill your head with numbers and that can't be good for you.”

Prince vindt het niks, dat internet, en toch was hij een van de pioniers. Jaren geleden al was hij een van de eerste artiesten die zijn eigen webshop had en zo het heft in eigen hand nam. Zijn album Rainbow Children uit 2001 was alleen via zijn exclusieve club te bestellen. Ook winkels konden alleen met moeite aan het album komen, waardoor het voor een veel hoger bedrag in de fysieke schappen lag dan andere cd's. Maar gaandeweg raakte hij kennelijk teleurgesteld. Hij schakelde terug naar de oude wereld. Voor zijn album Musicology sloot hij een distributiedeal met de ouderwetse platenmaatschappij Sony. De conclusie: distributie gaat niet vanzelf, je hebt mensen nodig die er verstand van hebben. In 2007 kwam hij met een revolutionair idee: de Britse krant Mail On Sunday gaf drie miljoen exemplaren weg van zijn nieuwe album Planet Earth. Het diende meteen als promotool voor zijn gigantische concertreeks in de O2-arena in Londen.

In het Mirror interview zegt Prince geen enkele reden te zien waarom hij zijn muziek aan iTunes of andere online platforms zou geven. “They won't pay me an advance for it and then they get angry when they can't get it.” Die houding staat Prince niet aan. Als geen ander zit hij YouTube achter de vodden als er weer een filmpje van hem op de site verschijnt. Prince vergeet echter één belangrijke reden waarom hij zijn muziek toch beschikbaar zou kunnen maken op internet: zijn fans willen het. Natuurlijk willen zijn fans het. Aanstaande zaterdag zullen zijn aanhangers in Engeland naar de sigarenboer op de hoek rennen om The Daily Mirror te kopen. En de rest? Die moet een uurtje langer wachten, tot iemand de cd geript en geüpload heeft.

Eén ding heeft Prince heel goed begrepen: mysterie en exclusiviteit zijn belangrijk in de popmuziek. Prince laat geen vragen toe over zijn privéleven en heeft een hekel aan het verleden. Vroeger, in zijn Purple Rain film, hing hij al de mysterieuze, ongrijpbare freak uit. Na een groot stadionconcert geeft Prince vaak exclusieve aftershows, voor de echte fans, met de echt goede muziek. Deze zomer gaat hij op tour, maar op de agenda staan maar drie shows. Het is de basis van zijn bestaan, dit is waarom mensen fan van hem zijn. Maar gaandeweg is Prince doorgeschoten. Zijn exclusiviteit en vreemdheid is geen artistiek model meer, maar een economisch model. Hij denkt alleen aan zijn eigen portemonnee, en niet aan die van de fan. Hij is een gierige ster geworden, vermomd als een vrijgevige weldoener. In plaats van de muziek onvoorwaardelijk aan zijn fans te geven, probeert hij zelf de volledige controle te houden. En als er iets niet kan in het internettijdperk, is dat het wel.

Het kwam nog een beetje goed met Willy Wonka, het blijft tenslotte een sprookje. Aan het eind van het verhaal blijkt in die onuitstaanbare kwast een klein hartje te zitten. Een gekwetst klein kind. En toch, toch blijft het een lul.