woensdag, februari 24, 2010

Sven Kramer: de geur van vette spareribs



“It's so sad.” De serveerster van de lelijkste sportkroeg van Amsterdam probeert het aan een klant uit te leggen, als ze hem zijn druipende hamburger brengt. “It's so sad.” Ik ben net al naar buiten gelopen, maar wil toch het einde zien. Vlak voordat ik weg ging – twee rondes eerder – stond ze ook al aan een andere klant uit te leggen wat er mis ging. “It's so sad”, probeert ze. “He took the wrong lane, he was on his way to gold and now it's over.” De klanten, ik schat Spanjaarden, kijken haar volstrekt onbegrijpend aan. Alsof ze hen zojuist in paniek kwam vertellen dat aan de andere kant van de zaak een glas kapot gevallen is. “It's so sad”, zegt ze dan maar tegen mij. “I just can't believe it”, zeg ik maar terug.

Het lijkt erop dat wij tweeën de enigen zijn die het erg vinden. Rond het Leidseplein kun je overal sport kijken, maar dit is de enige plek waar ook het schaatsen aan staat. Om de hoek zit een café vol luidruchtige mannen voor een groot scherm VFB Stuttgart vs. FC Barcelona, en ook hier is dat de wedstrijd van de dag. Op de een of andere manier heb ik niets met Barcelona. Het heeft iets lafs om voor de club te zijn die het mooiste voetbal speelt, die een prachtige historie heeft, waar wij Hollanders een kort lijntje mee hebben. Ik weet het niet. Ik heb een hekel aan Barcelona-fans. Ook aan Duitsers trouwens.

Naast me staan twee Engelsen, van die echte. Er zijn prachtige films gemaakt over dit soort kerels. Over de grijze straatjes waarin ze wonen, over hun vrouwen, die nooit knap geweest zijn en het zeker nu niet meer zijn. Over de pints die ze drinken en de vierde klasse profclub die ze aanmoedigen. De kleine linker is het type dat zich elke thuiswedstrijd in het mascottepak van zijn club hijst. Die dat een eer vindt en die rustig op de vuist gaat als de mascotte van de tegenpartij hem uitdaagt. Voor schaatsen hebben ze geen gevoel, ook niet voor Barcelona. De dikke vraagt hoe hij in godsnaam geacht wordt zijn soep met een vork te eten. Een snauw van de serveerster is zijn deel. “This is why you didn't get a table in the first place. Just wait.”

Ibrahimovic scoort 1-1 voor de Catalanen, en ik sta daar in mijn eentje aan de bar met een glas spa rood een beetje nerveus naar die rare Koreaan te staren, die weer harder rijdt dan iedereen gehoopt had. Naar Fransman Alexis Contin die zijn hoofd buigt, naar Bob de Jong die zich stuk bijt op het eerste deel, en die pas te laat de krijger in hem wakker krijgt. De Engelsen hebben inmiddels hun diner gekregen. De uiensoep ziet eruit als gestold frituurvet met drijvende restjes kaassoufflé. Die kleine heeft het smerigste bord spareribs voor zich dat ik ooit gezien – en vooral geroken – heb. Je kunt hem moeilijk kwalijk nemen dat hij de vettige stukjes vlees met zijn vingers uit elkaar trekt, ze afkluift met zijn hoektanden en zijn lippen afveegt met de mouw van zijn jas. Dat hoort zo. Een lange kerel met zijn twee knappe vriendinnetjes heeft intussen niet door dat hij voor mijn neus staat als Sven Kramer aan de start verschijnt.

Ik heb nog een paar minuten nagedacht over hoe ik zou reageren als Kramer zo meteen over de finish komt. Hoe juich je voor een overwinning die geen moment in gevaar gekomen is? Elke ronde rijdt de Fries drie tienden sneller dan de Koreaan. Geen ronde is hij langzamer. Het is als vier nul voorstaan bij rust. Een beter resultaat kan niet, maar de ontlading is zo veel groter bij die twijfelachtige penalty in de laatste minuut. Ik probeer te peilen wie nog meer zal juichen als Kramer goud pakt. Middenin de bar staat als ik het goed zie een Hollands stel. Zij lijkt me het type dat alleen juicht als er gewonnen wordt, en niet huilt als er verloren wordt. Dat soort mensen kun je eigenlijk niet serieus nemen. Als we zes minuten op weg zijn, is de Champions League afgelopen en schakelt het geluid in de zaak over naar Dijkstra en Hersman.

Ik en de serveerster zijn de enigen die het echt erg vinden wat hier gebeurde. Ik kijk nog een paar rondjes toe hoe Kemkers zijn pupil tegen beter weten in aanmoedigt, maar zodra hij voorbij is zijn ogen naar beneden richt. Ze zeggen bij dit soort momenten altijd dat je na dertig jaar nog weet waar je was toen het gebeurde. Ik ben bang dat ik vooral zal onthouden hoe het toen rook. Naar te zoute, te vette spareribs.